You are here

Cultuurmuren

Elze's picture
Een klein bedrijfje met vier 45+ vrouwen en een bazin van 60. De bazin verdwijnt in de VUT en een 30 jarige manne­lijke baas verschijnt. Het is even wennen maar gedane zaken nemen nu eenmaal geen keer.  Na vijf jaar gaan de zaken zo goed dat er een nieuwe sollicitant ten tonele ver­schijnt. Weer een man, nu iemand van 25 want, hebben de 55 jarige oudste en de baas beslo­ten, liever geen vrouw en zeker geen oudere. Alles gaat goed tot de baas even naar zijn zieke kind moet, juist  terwijl ze genieten van een, bijna verorbert, gezamenlijk etentje. De nieuwe man van 25 krijgt geld in de hand gedrukt om namens de baas af te rekenen. Tot onge­noegen van de oudste van het stel. Eendrachtig staan de vrouwen op en verdwijnen van het toneel, de jonge man chag­rijnig achter­latend. 'Oude tutte­bellen', denkt hij, 'die heb ik er zo uitgewerkt'. 
 
De mens bouwt cultuurmuren om zich heen. Heel, heel lang geleden waren dat de muren van de familie aap. Daarna deed de godsdienst een duit in het zakje en vervolgens deed de economie er nog een schepje bovenop. Wat blijkt? De familie aap heeft de touwtjes nog steeds in handen. De godsdient staat namelijk symbool voor voor­ouders die als een tiran in onze geest blijven rond­spo­ken om de cul­tuur­muren van de familie in stand te houden. Toen dat niet vol­doende was - voorva­der­lijke broeder mens had het vermogen om zich conformistisch doof en blind te houden voor tiran­nen die in zijn geest handelen, gehoorzaam gekopieerd - bleek voor­moeder­lijke zuster eco­no­mie een effec­tief bindmiddel om dat getij dog­matisch te keren. Met Vader Staat als conformerende Rechter-hand. En dat bleek een schot in de familie­roos want sinds­dien heeft de mensheid zijn god­de­lijk aapachtige economische familieleven nooit meer los­ge­laten.
 
De familie aap zit dus nog steeds tussen onze oren. En daarmee de muren als we het niet oneens durven zijn met onze voorouders. Omdat we het contact niet willen verliezen. Omdat we bang zijn voor eenzaamheid. Voor belachelijk zijn. Voor de eenzaamheid van het belachelijk zijn. We heb­ben de muren van buiten naar binnen gehaald. Als onze (voor)ouders dan niet doen wat wij wil­len, doen wij wel wat zij willen: identificeren, Oftewel, net als die kind-vader of -moe­der, dat gewenste of ongewenste groepslid, van die familie, dat soort, die groep en dat volk zijn. Weg zijn onze be­hoef­tes en wensen, weg is onze angst om belachelijk te zijn, weg is onze een­zaam­heid. Weg zijn de muren tussen zij en ik. We zijn zij geworden. En daarmee wij. Die vrouw of man, dat familielid en die vriend of collega. Onze inwendige muur is onzichtbaar geworden want we moeten niet achter­om kijken zeggen we braaf onze omgeving na. Dus kijken we gehoorzaam vooruit. Naar het muur­loze bestaan tussen onze familie, vrienden en collega's en onszelf. We gaan met onze tijd mee, zeggen we. Maar we bedoelen dat we bang zijn om achterom te kijken naar wat we zelf willen, wie we werkelijk zijn. We zijn bang voor ongewenste muren. Tussen onze vrouwen, tussen onze mannen. tussen onze familie, vrienden of collega's. Tussen ons land, ons soort. 
 
De vier vrouwen kregen vijf jaar geleden ineens een veel jongere man aan het hoofd. Niks oud­ste die het roer overneemt. 'Waarom zij wel en een van ons niet', hoor ik ze zeggen, Achter haar rug om natuurlijk want stel je voor dat het een muur oplevert. Dat mag niet, vrouwen moeten één zijn. De oudste zou maar wat graag het roer hebben willen over­ne­men maar door de (non)verbale reacties is ze bang om een muur te creëren. Een leiderschapsmuur. En zo kon het gebeuren dat de vier vrouwen kozen voor een jon­ger iemand. Een man, want ook een jongere vrouw zou een on­gewenste muur kunnen opleveren. Voor een man was dat niet erg, muren tussen mannen en vrouwen zijn immers vanzelfsprekend.  
 
Net als de vrouwen uit het verhaaltje zijn, doen we krampachtig ons best om ongewenste cultuur­mu­ren te vermijden. We zijn het roerend met elkaar eens. Totdat we geconfronteerd worden met de vraag wie de nieuwe baas zal zijn. Ineens is daar die in­wen­dige muur weer. Tussen ons en onze ouders als we niet doen wat zij willen. Tussen ons en onze leef­tijd-soort­ge­no­ten als we niet hetzelf­de doen als zij. Leeftijdgenoten die maar wat vaak precies dat blij­ken te doen wat ouders en/of grootouders willen. Wat wer­den we ook al weer geacht te willen? En wat wilden we zelf ook al weer?  
 
Vijf jaar later heeft de manne­lijke baas met beleid de muren tussen man en vrouwen geslecht. De oudste heeft hij bij het beleid betrokken. En omdat de zaken zo goed gaan hebben ze samen een nieuwe mede­werker aangetrokken. Ze zijn het samen roerend eens, geen vrouw en zeker geen oudere. Met de geschie­denis van vijf jaar ge­le­den nog vers in het geheugen kiezen ze voor een jonge man. Voor het broodnodige evenwicht. Een jongere man natuurlijk want de baas heeft het tegenover vier oudere vrou­wen tenslotte al moeilijk genoeg. Daar heeft de oudste vrouw allle begrip voor, ze weet er alles van.  En zo kiezen ze voor een man van 25. Alles verloopt zonder wanklank. Totdat de baas de oudste vrouw passeert en de jonge man het roer even laat over­ne­men. Ineens is daar die muur weer. Niet alleen een ge­slachts­muur, maar ook nog eens een leeftijdsmuur. De oudste vrouw is laaiend. Vergeten is haar eigen motief om een jonge man aan te nemen. Ze ziet alleen glas­helder hoe met de komst van de jongste man de oude vertrouwde muur tussen mannen en vrouwen weer staat daar waar hij altijd heeft gestaan: op aapniveau. Dat de baas hetzelfde mannen-onder-elkaar-muurprobleem heeft als zij, net zo blindelings gehoorzaamt oan dogmatische familiewetten, ziet ze niet. 
 
Tja, dat krijg je als je niet wil terugkijken. Als je voorouders laat bepalen dat jouw eigen keuzes alleen binnen de muren van je ge­slacht, je leeftijd, je (familie)positie en je taak mogen liggen. Als je eigen belangen alleen stil manipulerend be­har­tigt. Dat krijg je als je doods­bang bent om anders te zijn. Om eenzaam te zijn. Om belachelijk te zijn. 
 
Nog even en de baas gaat niet meer naar huis als zijn kind ziek is, Dan laat hij zich door de jongste man overtuigen dat hij niet naar die oude wijven moet luisteren. Dan is hij weer een echte man onder de mannen. De man die de econo­mi­sche aapfamilie wil dat hij is. Nog even en de vier oude­re vrouwen zijn vervangen door jonge vrouwen. Vrou­wen die al­les doen om de muren tussen hun mannelijke collega's en zijzelf naar beneden te halen. Ook muren op­trekken als het moet. Net zo­lang tot de geschie­denis zich herhaalt. Omdat er weer nieuwe jonge man­nen bijkomen die geen muren wil­len tussen mannen onder­ling en daarom, net als de vrouwen, oude vertrouwde muren optrekken. Muren tussen man en vrouw, jong en oud en rijk en arm. Wat voor muren? Muren van jaloezie natuurlijk. 
 
 
Culture & Society